Verhuizen
Als je aan de verhuizing naar de Van der Pekbuurt in 1919 denkt, dan moet je er rekening mee houden dat de arbeidersgezinnen veel minder meubels en huisraad hadden dan we nu gewend zijn. Veel gezinnen kwamen uit woningen met bedsteden en hadden geen ledikanten.
Als ze uit eenkamerwoningen kwamen hadden ze hooguit een kleine tafel en een aantal stoelen, misschien een laag kastje. De potkachel, de slappe matrassen, een kist met kleding en linnengoed, enkele in een laken gebonden gordijnen, een vloerkleed vormden een groot deel van de inboedel. Tenslotte zinken teilen, emmers, wasbord en wringer, keukengerei, spullen om te drinken en te eten. Meestal werd de inboedel op een handkar geladen, die je wel ergens kon lenen of huren. Voor langere afstanden deed je een verhuizing als dat kon op een kar met paard. Wie van ver kwam, kon de spullen het best op een schuit vervoeren (bijvoorbeeld meevarend met een vrachtschuit die naar Amsterdam moest). Familie, buren, collega’s en vrienden hielpen elkaar.
De inboedel die je ziet op foto’s van krotwoningen en huisuitzettingen uit die tijd geven waarschijnlijk een te armoedig beeld van wat de nieuwe bewoners van de Van der Pekbuurt bij zich hadden. Maar je ziet wel om wat voor spullen het gaat.
We gaan de foto’s linken naar de bron waar je ze beter kunt bekijken. Dat volgt zo spoedig mogelijk.